‘Heeft jouw vader gecollaboreerd met de Duitsers?’ Ik zit met mijn vader in mijn zwarte Golf cabrio. We zijn onderweg naar het afscheid van zijn oudste broer.
‘Hoe kom je daar zo op?’
‘Hugo stuurde een linkje door naar het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging dat nu open is’, zeg ik. ‘Er zijn twee dossiers over opa die we kunnen gaan bekijken als we willen.’
‘Hij heeft een landingsbaan voor de Duitsers aangelegd’, vertelt mijn vader. ‘Hij kreeg een geldboete en mocht geen aannemersbedrijf meer leiden. Dat was in 1948, meen ik. Maar kort na de uitspraak is de zaak geseponeerd.’ Papa kijkt naar weg voor ons.
‘In hetzelfde jaar dat je moeder overleed en hij achterbleef met 5 kinderen’, zeg ik. ‘Weet je waarom de straf niet doorging?’
‘Nee. Maar mijn vader was de enige met een auto in ons dorp. Hij bracht tijdens de oorlog elke maand zelf geslacht vlees naar familie en bekenden in Amsterdam. Hij schreef in een brief dat hij op de terugweg een keer onder vuur is genomen en 146 kogelgaten telde in zijn zwarte Ford Model A.’ Papa lacht. ‘Hij kon wel overdrijven.’
‘Dat verklaart nog niet waarom de zaak is geseponeerd.’ Ik trap het gaspedaal in. We moeten opschieten. Ik moet papa ook nog uit de auto krijgen. Dat is niet gemakkelijk met zijn niet-mobiele lichaam.
‘Nee. Maar de Nederlandse Spoorwegen is ook altijd doorgegaan met het vervoeren van mensen naar het verzamelpunt, hoe heet het ook alweer?’
‘Westerbork.’
‘Ja. Wat goed van jou dat je dat zo weet. Jij bent nog niet dement’, lacht pap.
We zijn even stil.
‘Mijn vader is overleden toen hij zo oud was als jij, lieve dochter. Hij had zich doodgedronken.’
Ik neem een drempel te hard. We stuiteren met ons hoofd tegen het stoffen dak van de cabrio.
‘Ik ben niet naar zijn begrafenis gegaan, zo boos was ik op hem. Hoe kun je je gezondheid zo laten lopen.’