‘Pap, wanneer zou het voor jou niet meer hoeven, leven?’ Ik leg de 17 A4 kaarten met verschillende relax-sta-op stoelen op zijn koffietafel. Het is sta-op stoel Zena geworden. Ik maak een foto van de kaart zodat ik thuis de prijs kan opvragen.
‘Daar hebben we het al een keer over gehad,’ zegt mijn vader. Hij kijkt me aan.
‘Klopt. En jij zei toen dat als je niks meer kunt, dat wij dan maar moeten besluiten wat we met je doen. Daar kunnen wij niet zoveel mee.’ Ik draai mijn stoel naar hem toe. ‘Als je niet meer zelf kunt eten en drinken?’
‘Oh nee, ik moet er niet aan denken. Dat wil ik niet.’ Hij is even stil en kijkt naar de koffietafel. ‘Deze tafel heb ik in Eindhoven laten maken. Als de stoel komt, moet hij iets naar voren.’
De espresso die papa maakt is wat gruizig maar okay-ish. Ik neem een slok en geef mijn vader zijn glaasje aan dat op tafel staat.
‘De Eindhovense periode, wanneer was dat ook alweer? Hij neemt een slok koffie. ‘In mijn hoofd probeer ik mijn biografie te maken. Ik ga dan terug naar periodes en als ik ze vind, dan kan er weer net zo van genieten als toen. Zoals het bridgen met Claudia. Ik was zo ongelofelijk goed, out of this world.’ Hij lacht zijn bruine tanden bloot. ‘Fantastisch, werkelijk!’
‘Je lijkt wel een tijdsreiziger, pap’, zeg ik. ‘Wat fijn dat je op deze manier nog zo kunt genieten.’
‘Maar bridgen kan ik niet meer. Schaken wel, maar je moet even van tevoren laten weten dat we dat gaan doen, dan zorg ik dat ik goed heb geslapen.’
De koekoeksklok op zijn buitenterras laat zich horen. Het is 12 uur.
‘Ik wil graag cello leren spelen op het conservatorium. Of schilderen, zoals Van Gogh. Zolang ik constructief bezig kan zijn, is het goed.’